Oost-Afrika is de bakermat van de safari. Nergens ter wereld is zo'n grote concentratie van wilde dieren te vinden als in Tanzania en Kenia. Ook de natuur is er adembenemend, met als letterlijk hoogtepunt de met sneeuw bedekte Kilimanjaro. Deze berg, die 5895 meter hoog is, torent boven het vlakke savannelandschap uit. Een reis door Tanzania en Kenia geeft je het gevoel dat je deel uitmaakt van een natuurdocumentaire.

Er ligt sneeuw als het vliegtuig begin februari opstijgt vanaf Schiphol. Achtenhalf uur later stap ik uit in de drukkende warmte op Kilimanjaro International Airport in Tanzania. Het is kwart voor negen 's avonds (in de winter is het in Oost-Afrika twee uur later dan in Nederland) en de zon is allang onder. Iedere avond rond half zeven lijkt het alsof iemand plotseling het licht uitdoet in Afrika. Er is geen schemering; opeens is het inktzwart. Als je omhoog kijkt, word je getrakteerd op een sprookjesachtige sterrenhemel. Doordat er geen of nauwelijks licht is van stedelijke gebieden in dit deel van de wereld, flonkeren de sterren je tegemoet.

In de hal van het kleine vliegveld aan de voet van de Kilimanjaro ontmoet ik het groepje mensen, waarmee ik de komende weken door Tanzania en Kenia zal trekken. Ik zie een loket waar ik euro's kan wisselen voor Tanzaniaanse shillings. Dit betaalmiddel mag je niet invoeren, dus ik besluit hier wat lokaal geld te halen. Achteraf gezien was dit niet eens nodig geweest, want de Amerikaanse dollar wordt overal geaccepteerd en die had ik vanuit Nederland meegenomen. Op de stoep van het vliegveldje staat onze Tanzaniaanse gids met zijn jeep op ons te wachten. Even later merk ik dat het motto 'No hurry in Africa' niet geldt tijdens het autorijden. Met een noodgang gaan we over een hobbelig zandpad naar het nabijgelegen KIA Lodge voor onze eerste overnachting.

Jambo!

In KIA Lodge worden we, zoals overal in Oost-Afrika, uitbundig welkom geheten. Mijn eerste woord Swahili heb ik snel geleerd: 'Jambo'. Dit betekent 'hallo' en de komende weken zal ik deze vriendelijke begroeting nog ontelbare keren horen. Nadat iedereen een versgeperst vruchtensapje heeft opgedronken, worden we naar onze slaapplaatsen gebracht. Deze eerste nacht slapen we niet in tenten, zoals de rest van de safari, maar overnachten we in redelijk luxe huisjes. Een Masai-man in een felrood gewaad pakt mijn rugzak en brengt me naar mijn slaapplek. Er waait een briesje langs mijn verhitte hoofd en de Masai ziet dat ik geniet van deze opfrisser. 'The rains are coming', verklaart hij. In Oost-Afrika begint de regentijd in maart. De opstekende wind is het eerste teken dat het broodnodige hemelwater in aantocht is.

Na een plakkerige nacht stap ik mijn eerste ochtend in Afrika vermoeid uit mijn muskietennet. Om het bed hing wel een net tegen deze muggen, die de dodelijke ziekte malaria kunnen overbrengen, maar de stof zat vol gaten. In de late avond heb ik daarom voor de zekerheid mijn eigen muskietennet opgehangen. Het voorkomen van muggensteken blijft belangrijk, ook als je malariapillen slikt. Die bieden namelijk niet de garantie dat je geen malaria krijgt; je wordt alleen minder ziek. Een voordeel van slecht slapen in Afrika is wel, dat je de nachtelijke geluiden kunt horen. En dat zijn er nogal wat. Vooral de krekels zijn onvermoeibare muzikanten. Hun constante, ritmische geluid heeft ervoor gezorgd dat ik tegen de ochtend toch in slaap ben gevallen.

Op safari.

Goed ingesmeerd tegen de zon en de muggen ben ik klaar voor mijn eerste safari, naar Tarangire. Dit is een nationaal park, dat beroemd is vanwege zijn baobabs. Deze bomen kunnen wel 20 meter hoog en 10 meter dik worden. De grillig uitstekende takken geven de boom een onheilspellend uiterlijk. Het verhaal gaat, dat de baobab God ooit boos heeft gemaakt. Hij zou de boom uit de grond hebben getrokken en op de kop hebben teruggezet, waardoor de takken dus eigenlijk de wortels zijn. Naast baobabs leven grote hoeveelheden wild in Tarangire. We zien troepen bavianen met jongen, waterbokken en twee van de 'big five': de olifant en de buffel. De big five worden beschouwd als de vijf onoverwinnelijkste dieren ter wereld. Naast de olifant en de buffel behoren de leeuw, de luipaard en de neushoorn tot dit selecte groepje. Ik ben blij dat de buffel op afstand blijft. Hij staat bekend als de meest gevaarlijke van het stel.

Niet alle dieren laten zich enkel vanuit de verte bekijken. Net als we het park uit willen rijden, blokkeren twee giraffen het pad. Met hun fluwelen ogen kijken ze op ons neer. We genieten van deze vriendelijke reuzen, waardoor we niet in de gaten hebben dat het bijna half zeven is. Plotseling zitten we in het donker en hebben de rollen zich voelbaar omgedraaid in de jungle. Dit is de tijd dat de roofdieren op pad gaan. Met felle lampen aan rijden we naar de poort van het park. Daar wacht ons een boete van dertig dollar, omdat we te laat bij de uitgang zijn.

Onze gids brengt ons naar een nieuwe overnachtingsplaats. Geen veilige huisjes dit keer, maar tenten. Na het diner, dat bestaat uit pompoensoep, rijst, groenten en kip, word ik door een 'askari' naar mijn tent begeleid. Deze bewaker is gewapend met een speer om me te beschermen tegen eventuele wilde dieren op het kamp. Ik voel me verbazingwekkend veilig, terwijl ik in het aardedonker over het smalle pad achter hem aan loop. Bij mijn tent geeft hij me een fluitje. Daarmee kan ik alarm slaan als zich 's nachts ongenode gasten melden. Door alle indrukken, die ik heb opgedaan, kan ik de slaap niet vatten. Dan krijg ik het eerste teken van het dier, waarvoor ik naar Afrika ben gekomen. Ik hoor zijn oergeluid, dat door mijn hart en ziel snijdt: de leeuw.

Ngorongoro.

Helaas kan ik niet alle fantastische plekken in Tanzania beschrijven, maar eentje die zeker niet mag ontbreken is de Ngorongorokrater. Dit is een uitgedoofde vulkaan, die ook wel de ark van Noach wordt genoemd. Er leven namelijk ongelofelijk veel soorten dieren. Om de vloer van de krater te bereiken, moet je 600 meter afdalen. De tocht naar beneden is bijna net zo spectaculair als de krater zelf en zonder vierwielaandrijving is het een hopeloze onderneming. In het tropisch regenwoud aan de rand van de krater zien we een kudde olifanten. Als we na een uur hobbelen op de vloer van de krater belanden, kom ik ogen en oren te kort. Zebra's en gazelles grazen, gnoes galopperen en roze flamingo's paraderen door een zoutwatermeer. Een verrekijker is hier niet nodig; sommige dieren zijn zo dichtbij, dat je er bijna overheen kijkt. En zo kan het gebeuren dat ik opeens oog in oog zit met een leeuw. Hij ligt tegen een zandbult aan en heeft zijn grote klauwen voor zich uitgestrekt. Een zacht windje waait door zijn manen en de koning der dieren lijkt volledig ontspannen. Ik luister naar zijn ademhaling en geniet…

Serengeti en Masai Mara.

De Serengeti in Tanzania en de aangrenzende Masai Mara in Kenia zijn de bekendste wildparken van Oost-Afrika. Ze zijn wereldberoemd vanwege de trek van de gnoes, grote antilopen die altijd op zoek zijn naar groene weides. Eens per jaar, zo rond augustus, steken ruim een miljoen gnoes de rivier de Mara over. Dit is een gruwelijk schouwspel, omdat de dieren worden opgewacht door krokodillen. Maar vooral de Serengeti heeft zo veel meer te bieden dan deze bloederige migratie. Serengeti betekent letterlijk 'daar waar het land geen einde vindt' en dat omschrijft de eindeloze vlaktes perfect. Dit is het terrein van de cheeta, het snelste landdier ter wereld. Binnen vier seconden kan deze katachtige een snelheid van ruim honderd kilometer per uur bereiken. De drie cheeta's, die ik tegenkom, liggen te zonnen op een heuvel. Een andere atleet, die zich iets minder goed laat zien, is de luipaard. Onze gids bespeurt deze grote, gevlekte kat in een boom. Zijn poten bungelen langs een tak. Hij is de vierde van de big five, die ik mag bewonderen. Voor nummer vijf, de neushoorn, moet ik de grens met Kenia oversteken.

Amboseli.

Mijn eerste kennismaking met Kenia zijn de wasbordwegen, of de 'massage roads', zoals onze gids ze knipogend noemt. Om de kuilen zo veel mogelijk te ontwijken schiet hij van links naar rechts over de weg, terwijl hij luid toetert naar de mensen die aan de kant lopen of fietsen. We gaan naar Amboseli National Park. Amboseli betekent 'zoute stof' en het duurt niet lang voordat ik de eerste korrels tussen mijn kiezen heb zitten. Vanwege de harde wind, die door onze auto met open dak heen waait, kan ik de gids en mijn reisgenoten nauwelijks verstaan. Dan wijst iemand op een wervelende slurf, die snel onze kant op komt. Ik probeer mijn prikkende ogen open te houden en zie de zandstorm een eind voor onze auto passeren. Plotseling heb ik het gevoel dat er iemand naast me staat. Ik kijk over mijn linkerschouder en zie een olifant. Haar oren zijn strak naar achteren gewaaid en ze zet zich schrap tegen de wind.

Lake Nakuru.

Een compleet ander landschap vind je in Lake Nakuru National Park. In het zoutwatermeer van dit park leven twee miljoen flamingo's; een derde van de wereldpopulatie. Nakuru is ook dé plek om op zoek te gaan naar het laatste lid van de big five: de neushoorn. Dit is het meest bedreigde zoogdier van Afrika, maar in Nakuru leven nog zwarte en witte neushoorns. Het verschil tussen beide dieren heeft niets te maken met kleur. De witte neushoorn dankt zijn naam aan een verkeerde vertaling door de Engelsen van het Afrikaanse woord 'wyd'. Dit betekent niet wit, maar wijd. De witte neushoorn heeft namelijk een brede (wijde) lip, terwijl die van de zwarte neushoorn puntig is. We hoeven niet lang rond te rijden om een aandoenlijk tafereel te aanschouwen. Moeder neushoorn met jong doet zich in de vroege ochtend tegoed aan een ontbijt van gras. De kleine neushoorn verveelt zich en daagt onze jeep uit voor een spelletje. Met zijn korte, lompe poten maakt hij een paar gekke bokkensprongen, waarna hij als een dolle rondjes om zijn moeder galoppeert. Hier kan ik uren naar kijken, maar we moeten verder. Over niet al te lange tijd zal ik mijn korte broek en T-shirt verruilen voor een winterjas en dus neem ik afscheid van het neushoorntje. En van Afrika.

Naar de column in het Meerlingen Magazine

© Eveline Jonkers

Op safari in Tanzania en Kenia